De laatste decennia studeren steeds meer mensen economie. En helaas bedoelen ze dan niet de wetenschap die zich richt op hoe onze economie draait, of er recessie of opleving is, maar op wat in feite neer komt op bedrijfseconomie. En als je weet hoe je een bedrijf moet runnen, dan weet je toch zeker ook hoe je de BV Nederland moet besturen?
Veel van deze mensen worden dan ook rechtse politici. Zij denken vanuit een micro-economisch raamwerk. Referentiepunt is het bedrijfsleven. Wanneer er in een bedrijf minder geld binnenkomt, moet er ook minder geld uitgaan, anders gaat het bedrijf failliet. Deze manier van denken verklaart men ook van toepassing op de overheid. Aan de borreltafel hoor je dan bijvoorbeeld zeggen: ‚ook de overheid kan elke euro maar één keer uitgeven’. Dat gaat echter wel op voor een pindakaasfabriek, maar niet voor de overheid. Dan hebben we het namelijk over macro-economie, een heel ander gedachtenkader. Hier denken we aan geld als steeds in een kringloop, waarbij sneller circuleren duidt op economische groei. Omgekeerd blijkt een recessie uit een langere omlooptijd van het geld. Macro gezien worden we uiteindelijk allemaal arm, wanneer we allemaal onze beurs dichthouden. Geven we allemaal veel geld uit, dan worden we uiteindelijk allemaal rijk.
Wat het zo lastig maakt, is dat de staat echter niet alleen een macro-verantwoordelijkheid heeft als ‚pomp’ die de omloopsnelheid van het geld moet opstuwen, maar daarnaast zeker ook een micro-rol heeft. Het staatshuishoudboekje moet wel op orde blijven. Het in balans houden van deze twee verantwoordelijkheden van de staat maakt dat het vervullen van een uitvoerende politieke functie zoveel moeilijker is dan het leiding geven aan een grote onderneming. Dit is dan ook bij uitstek een aspect dat bij de gesprekken aan de borreltafel volstrekt genegeerd wordt.
Het borreltafelkabinet Rutte heeft vanuit de micro-benadering van de economie ingezet op een bezuiniging van 18 miljard euro. Macro leidt dit beleid tot economische krimp, en daarmee net als in de jaren tachtig tot steeds weer terugkerende ‚tegenvallers’. Ruding was destijds steeds blij dat hij al zo hard gesneden had in de uitgaven, want die kwamen goed van pas nu we weer zulke ‚tegenvallers’ hadden. Dat hij die zelf veroorzaakte, dat wilde of kon hij met zijn micro-bril niet zien.